ADR 1; sub 5; is er 1 unieke identifier nodig?

[RonObbens]

Met een groot aantal componenten die van belang zijn in de adresseringsfunctie (en daarbuiten) is het de vraag of we 1 identifier nodig hebben (bijvoorbeeld een Unique Reference ID) of dat we meerdere identifiers naast elkaar gaan gebruiken.

[bmstibbe]

Graag onderscheid maken tussen identifier en id, die elk een specifieke rol spelen in de identificatie en het beheer van resources.

Identifier is een attribuut (in FHIR) dat wordt gebruikt om een resource te identificeren binnen een bepaalde context of domein. Het is een flexibele en uitgebreide manier om resources uniek te identificeren en bevat de volgende kenmerken:

• Context-specifiek: Identifiers worden vaak gebruikt binnen specifieke contexten, zoals een ziekenhuis, nationale registries, of andere instellingen. Dit betekent dat een resource meerdere identifiers kan hebben, elk geldig in een andere context.
• Meerdere Identifiers: Een enkele (FHIR) resource kan meerdere identifiers hebben. Bijvoorbeeld, een organisatie kan een nationaal identificatienummer, een KvK nummer, en een AGB nummer hebben.
• Oorsprong: Identifiers worden vaak verstrekt door externe systemen of instanties en kunnen extra informatie bevatten, zoals het type identifier en de instantie die deze heeft uitgegeven.
• Structureel: Identifiers zijn meestal complexe objecten die naast een waarde ook een type (bijvoorbeeld SSN, MRN), een verstrekker (issuer), en een status kunnen bevatten.

ID (of id) is een attribuut dat wordt gebruikt om een resource binnen een server uniek te identificeren. Het heeft de volgende kenmerken:

• Server-specifiek: De id is uniek binnen de context van een specifieke server. Elke resource die op een server wordt opgeslagen, krijgt een unieke id binnen die server.
• Eén enkele waarde: Een resource heeft slechts één id die door de server wordt toegekend. Deze id is een string die de resource uniek identificeert binnen de server.
• Interne identificatie: De id wordt gebruikt in de URL's van de (FHIR) API om een resource aan te spreken. Dit maakt het mogelijk om resources via RESTful API-aanroepen op te vragen, te wijzigen of te verwijderen.
• Generatie en Beheer: De id wordt meestal door de (FHIR) server gegenereerd wanneer een nieuwe resource wordt aangemaakt en kan door de client of server worden bepaald.