forked from NorfairKing/lineairealgebra
-
Notifications
You must be signed in to change notification settings - Fork 0
/
hoofdstuk_5_oefeningen.tex
777 lines (727 loc) · 17.8 KB
/
hoofdstuk_5_oefeningen.tex
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
151
152
153
154
155
156
157
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181
182
183
184
185
186
187
188
189
190
191
192
193
194
195
196
197
198
199
200
201
202
203
204
205
206
207
208
209
210
211
212
213
214
215
216
217
218
219
220
221
222
223
224
225
226
227
228
229
230
231
232
233
234
235
236
237
238
239
240
241
242
243
244
245
246
247
248
249
250
251
252
253
254
255
256
257
258
259
260
261
262
263
264
265
266
267
268
269
270
271
272
273
274
275
276
277
278
279
280
281
282
283
284
285
286
287
288
289
290
291
292
293
294
295
296
297
298
299
300
301
302
303
304
305
306
307
308
309
310
311
312
313
314
315
316
317
318
319
320
321
322
323
324
325
326
327
328
329
330
331
332
333
334
335
336
337
338
339
340
341
342
343
344
345
346
347
348
349
350
351
352
353
354
355
356
357
358
359
360
361
362
363
364
365
366
367
368
369
370
371
372
373
374
375
376
377
378
379
380
381
382
383
384
385
386
387
388
389
390
391
392
393
394
395
396
397
398
399
400
401
402
403
404
405
406
407
408
409
410
411
412
413
414
415
416
417
418
419
420
421
422
423
424
425
426
427
428
429
430
431
432
433
434
435
436
437
438
439
440
441
442
443
444
445
446
447
448
449
450
451
452
453
454
455
456
457
458
459
460
461
462
463
464
465
466
467
468
469
470
471
472
473
474
475
476
477
478
479
480
481
482
483
484
485
486
487
488
489
490
491
492
493
494
495
496
497
498
499
500
501
502
503
504
505
506
507
508
509
510
511
512
513
514
515
516
517
518
519
520
521
522
523
524
525
526
527
528
529
530
531
532
533
534
535
536
537
538
539
540
541
542
543
544
545
546
547
548
549
550
551
552
553
554
555
556
557
558
559
560
561
562
563
564
565
566
567
568
569
570
571
572
573
574
575
576
577
578
579
580
581
582
583
584
585
586
587
588
589
590
591
592
593
594
595
596
597
598
599
600
601
602
603
604
605
606
607
608
609
610
611
612
613
614
615
616
617
618
619
620
621
622
623
624
625
626
627
628
629
630
631
632
633
634
635
636
637
638
639
640
641
642
643
644
645
646
647
648
649
650
651
652
653
654
655
656
657
658
659
660
661
662
663
664
665
666
667
668
669
670
671
672
673
674
675
676
677
678
679
680
681
682
683
684
685
686
687
688
689
690
691
692
693
694
695
696
697
698
699
700
701
702
703
704
705
706
707
708
709
710
711
712
713
714
715
716
717
718
719
720
721
722
723
724
725
726
727
728
729
730
731
732
733
734
735
736
737
738
739
740
741
742
743
744
745
746
747
748
749
750
751
752
753
754
755
756
757
758
759
760
761
762
763
764
765
766
767
768
769
770
771
772
773
774
775
776
777
\documentclass[lineaire_algebra_oplossingen.tex]{subfiles}
\begin{document}
\chapter{Oefeningen Hoofdstuk 5}
\section{Oefeningen 5.9}
\subsection{Oefening 1}
\subsubsection*{(a)}
Zij $A \in \mathbb{R}^{n\times n}$ een idempotente vierkante matrix. ($A^2 = A$).
We berekenen nu de eigenwaarden van $A$ en $A^2$. Deze eigenwaarden zijn gelijk want $A= A^2$. Noem een willekeurige eigenwaarde van $A$ $\lambda$ met bijhorende eigenvector $v$.
\[
A\cdot v = A^2\cdot v
\]
\[
\lambda v = A \cdot A \cdot v
\]
\[
\lambda v = A \cdot \lambda v
\]
\[
\lambda v = \lambda \cdot A \cdot v
\]
\[
\lambda v = \lambda \cdot A \cdot v
\]
\[
\lambda v = \lambda^2 v
\]
\[
\lambda = \lambda^2
\]
\[
\lambda = 1 \wedge \lambda = 0
\]
\subsubsection*{(b)}
Dit is een beetje gefoefel. Noem een willekeurige eigenwaarde van $A$ $\lambda$ met bijhorende eigenvector $v$.
\[
A \cdot v = \lambda v
\]
\[
A^{-1} \cdot A \cdot v = A^{-1}\cdot \lambda v
\]
\[
\mathbb{I}_n v = \lambda \cdot A^{-1}\cdot v
\]
\[
\frac{1}{\lambda} v = A^{-1} \cdot v
\]
Omdat $A$ inverteerbaar is heeft $A$ zeker geen eigenwaarden die nul zijn.
\subsection{Oefening 2}
\subsubsection*{(a)}
We gaan er maar van uit dat $A$ diagonalieerbaar is, anders is dit niet op te lossen.
De som van de eigenwaarden is nu het spoor, en het product de determinant \footnote{Zie Propositie 5.25 p 194 (\ref{5.25}).}.
\[
\lambda_1 \lambda_2 = -4 \text{ en } \lambda_1 + \lambda_2 = 3
\]
\[
\left\{
\begin{array}{c c}
\lambda_1 &= 4\\
\lambda_2 &= -1\\
\end{array}
\right.
\]
\subsubsection*{(b)}
De oplossingen van de karakteristieke veelterm van $A$ zijn de volgende.
\[
\left\{
\begin{array}{c c}
\lambda_1 &= 2\\
\lambda_2 &= 4\\
\end{array}
\right.
\]
Omdat $\phi_{A}$ volledig te ontbinden valt int een product van eerstegraads factoren moeten we enkel de eigenwaarden optellen/vermenigvuldigen om de determinant/het spoor van $A$ te vinden.
\[
\left\{
\begin{array}{r l l}
\det(A) &= 2\cdot 4 &= 8\\
Tr(A) &= 2+4 &= 6\\
\end{array}
\right.
\]
\subsection{Oefening 3}
\subsubsection*{Eigenwaarden}
Om de eigenwaarden van $A$ te vinden zoeken we de nulpunten van de karakteristieke veelterm van $A$.
\[
\phi_A = \det(A-\lambda\mathbb{I}_n) =
\begin{vmatrix}
1-\lambda & 1 & 1 & 1\\
1 & 1-\lambda & 1 & 1\\
1 & 1 & 1-\lambda & 1\\
1 & 1 & 1 & 1-\lambda\\
\end{vmatrix}
\]
We kunnen deze determinant domweg uitrekenen. Dit vraagt vrij veel rekenwerk en is heel saai. We kunnen het ook iets intelligenter aanpakken door eerst de eerste en de laatste en daarna de middelste twee rijen te verwisselen. De determinant verandert dan niet. Daarna rijreduceren we de matrix zonder rijen te verwisselen. Dan verandert de determinant ook niet. Nu kunnen we in elke rij $\lambda$ afzonderen. Zo bekomen we een veel simpelere determinant.
\[
=
\begin{vmatrix}
1 & 1 & 1 & 1-\lambda\\
1 & 1 & 1-\lambda & 1\\
1 & 1-\lambda & 1 & 1\\
1-\lambda & 1 & 1 & 1\\
\end{vmatrix}
=
\begin{vmatrix}
1 & 1 & 1 & 1-\lambda\\
0 & 0 & -\lambda & \lambda\\
0 & -\lambda & 0 & \lambda\\
0 & \lambda & \lambda & 2\lambda-\lambda^2\\
\end{vmatrix}
=
\begin{vmatrix}
0 & -\lambda & \lambda\\
-\lambda & 0 & \lambda\\
\lambda & \lambda & 2\lambda-\lambda^2\\
\end{vmatrix}
\]
\[
= \lambda^3\cdot
\begin{vmatrix}
0 & -1 & 1\\
-1 & 0 & 1\\
1 & 1 & 2-\lambda\\
\end{vmatrix}
=
\lambda^3
\left(
\begin{vmatrix}
-1 & 1\\
1 & 2-\lambda\\
\end{vmatrix}
+
\begin{vmatrix}
-1 & 1\\
0 & 1\\
\end{vmatrix}
\right)
=
\lambda^3
\left(
-3+\lambda-1
\right)
=
\lambda^3(\lambda-4)
\]
$A$ heeft dus de eigenwaarde $0$ met multipliciteit $m(\lambda) = 4$.
\subsubsection*{Eigenvector(en)}
De eigenruimte $E_\lambda$ is de nulruimte van $A = A-\lambda\mathbb{I}_n$. We hoeven dus enkel $A-\lambda\mathbb{I}_n$ te rijreduceren om een oplossing te zien staan.
\[
\begin{pmatrix}
1 & 1 & 1 & 1\\
1 & 1 & 1 & 1\\
1 & 1 & 1 & 1\\
1 & 1 & 1 & 1\\
\end{pmatrix}
\rightarrow
\begin{pmatrix}
1 & 1 & 1 & 1\\
0 & 0 & 0 & 0\\
0 & 0 & 0 & 0\\
0 & 0 & 0 & 0\\
\end{pmatrix}
\Longrightarrow
E_0 =
\left\lbrace
\begin{pmatrix}
-\lambda-\mu-\nu\\\lambda\\\mu\\\nu
\end{pmatrix}
\middle| \lambda,\mu,\nu\in\mathbb{R}
\right\rbrace
\]
\[
\begin{pmatrix}
-3 & 1 & 1 & 1\\
1 & -3 & 1 & 1\\
1 & 1 & -3 & 1\\
1 & 1 & 1 & -3\\
\end{pmatrix}
\rightarrow
\begin{pmatrix}
1 & 0 & 0 & -1\\
0 & 1 & 0 & -1\\
0 & 0 & 1 & -1\\
0 & 0 & 0 & 0\\
\end{pmatrix}
\Longrightarrow
E_4 =
\left\lbrace
\begin{pmatrix}
\lambda\\\lambda\\\lambda\\\lambda
\end{pmatrix}
\middle| \lambda\in\mathbb{R}
\right\rbrace
\]
\subsection{Oefening 9}
We stellen allereerst de matrix van $L$ op ten opzichte van de standaardbasis. De lineaire combinatie die we zien in het voorschrift zetten we in de rijen van een $3\times 3$ matrix.
\[
L_\epsilon =
\begin{pmatrix}
0 & 1 & 1\\
1 & 1 & 0\\
1 & 0 & 1
\end{pmatrix}
\]
Uit de theorie weten we dat dit iets met de eigenwaarden en eigenvectoren te maken heeft. Sterker nog, dit is precies waarvoor eigenwaarden en eigenvectoren dienen. We zoeken de matrix van eigenvectoren $P$ zodat $AP = PB$, dan is $B$ een diagonaalmatrix \footnote{Zie het bewijs van Stelling 5.7}.
Nu moeten we dus eerst een basis van eigenvectoren van $\mathbb{R}^n$ zoeken.
We lossen de karakteristieke vergelijking van $L$ op.
\[
\phi_L =
\begin{vmatrix}
-\lambda & 1 & 1\\
1 & 1-\lambda & 0\\
1 & 0 & 1-\lambda
\end{vmatrix}
= 0
\]
\[
(1-\lambda)((-\lambda(1-\lambda)-1) +\lambda-1) = 0 \Leftrightarrow (1-\lambda)(\lambda^2-2)-=0
\]
De eigenwaarden van $L$ zijn dus $\{-1,1,2\}$. $L$ heeft een enkelvoudig spectrum dus $L$ is diagonaliseerbaar.
We zoeken nu de bijhorende eigenruimten.
\emph{$E_{-1}$}\\
\[
\begin{pmatrix}
1 & 1 & 1\\
1 & 2 & 0\\
1 & 0 & 2
\end{pmatrix}
\rightarrow
\begin{pmatrix}
1 & 0 & 2\\
0 & 1 & -1\\
0 & 0 & 0
\end{pmatrix}
\]
\[
\Rightarrow E_{-1} =
\left\{
\lambda
\begin{pmatrix}
-2\\1\\1\\
\end{pmatrix}
| \lambda \in \mathbb{R}
\right\}
\]
\emph{$E_1$}\\
\[
\begin{pmatrix}
-1 & 1 & 1\\
1 & 0 & 0\\
1 & 0 & 0
\end{pmatrix}
\rightarrow
\begin{pmatrix}
1 & 0 & 0\\
0 & 1 & 1\\
0 & 0 & 0
\end{pmatrix}
\]
\[
\Rightarrow E_1 =
\left\{
\lambda
\begin{pmatrix}
0\\-1\\1\\
\end{pmatrix}
| \lambda \in \mathbb{R}
\right\}
\]
\emph{$E_2$}\\
\[
\begin{vmatrix}
-2 & 1 & 1\\
1 & -1& 0\\
1 & 0 & -1
\end{vmatrix}
\rightarrow
\begin{pmatrix}
1 & 0 & -1\\
0 & 1 & -1\\
0 & 0 & 0
\end{pmatrix}
\]
\[
\Rightarrow E_2 =
\left\{
\lambda
\begin{pmatrix}
1\\1\\1\\
\end{pmatrix}
| \lambda \in \mathbb{R}
\right\}
\]
Kiezen we nu drie eigenvectoren, elk uit een andere eigenruimte, dan en gebruiken we deze als basis $\beta$ voor $(\mathbb{R},\mathbb{R}[X]_{\le 2},+)$ dan is de matrix van $L$ ten opzichte van deze basis een diagonaalmatrix.
(Deze diagonaalmatrix is de matrix waarbij de eigenwaarden op de diagonaal staan)
\[
L_\beta =
\begin{pmatrix}
-1 & 0 & 0\\
0 & 1 & 0\\
0 & 0 & 2
\end{pmatrix}
\]
\subsection{Oefening 10}
\subsubsection*{a}
De gegeven formules voor $T^\alpha_\alpha$ vallen te herschrijven in een matrix als:
\[
T^\alpha_\alpha = \left(
\begin{array}{c c c}
5 & 2 & 3 \\
2 & -1 & 0 \\
3 & 0 & 1 \\
\end{array}
\right)
\]
Hieruit kunnen we de karakteristieke veelterm halen met de formule $\det(\lambda \cdot I_3 - T^\alpha_\alpha)$, waarbij $I_n$ de eenheidsmatrix uit $\mathbb{R}^{n\times n}$ is.
\[\det(\lambda \cdot I_3 - T^\alpha_\alpha)=\]
\[\det\left(
\begin{array}{c c c}
\lambda-5 & -2 & -3 \\
-2 & \lambda+1 & 0 \\
-3 & 0 & \lambda-1 \\
\end{array}
\right)=\]
\[-3 \cdot \det\left(
\begin{array}{c c}
-2 & -3 \\
\lambda+1 & 0 \\
\end{array}
\right) + (\lambda-1) \cdot \det\left(
\begin{array}{c c}
\lambda-5 & -2 \\
-2 & \lambda+1 \\
\end{array}
\right)=\]
\[\lambda^3 - 5\cdot\lambda^2 - 14\cdot\lambda=\]
\[\lambda\cdot(\lambda-7)\cdot(\lambda+2)\]
De nulpunten van deze vergelijking zijn de eigenwaarden van $T$. Deze zijn dus 0, -2 en 7.
\subsubsection*{b}
Om de eigenruimten te berekenen per eigenwaarde gaan we een eigenwaarde invullen in de matrix waar we de determinant van berekend hebben om onze eigenwaarden te bekomen. We maken hier vervolgens een homogeen stelsel van en bepalen het vectorvoorschrift voor de oplossingen van het stelsel. Dit voorschrift bepaalt de eigenruimte.\\
Voor eigenwaarde 0 bekomen we:
\[\left(
\begin{array}{c c c | c}
\lambda-5 & -2 & -3 & 0\\
-2 & \lambda+1 & 0 & 0\\
-3 & 0 & \lambda-1 & 0\\
\end{array}
\right)\]
\[\mapsto\left(
\begin{array}{c c c | c}
-5 & -2 & -3 & 0 \\
-2 & 1 & 0 & 0\\
-3 & 0 & -1 & 0\\
\end{array}
\right)\]
waar we na wat rijreduceren komen tot
\[\mapsto\left(
\begin{array}{c c c | c}
1 & 4 & 3 & 0 \\
0 & 3 & 2 & 0\\
0 & 0 & 0 & 0\\
\end{array}
\right)\]
De oplossingsverzameling van dit stelsel kunnen we schrijven als $\{(-\lambda,-2\cdot\lambda,3\cdot\lambda)|\lambda\in\mathbb{R}\}$, hetgeen een voorschrift is voor de co\"ordinaten van de eigenruimte met de gegeven basis $\alpha$. We bekomen dus:
\[E_0 = \{(-\lambda \cdot v_1-2\cdot\lambda \cdot v_2+3 \cdot \lambda \cdot v_3)|\lambda\in\mathbb{R}\}\]
\[=vct\{-v_1-2 \cdot v_2+3 \cdot v_3\}\]
Dit is de eigenruimte bij eigenwaarde 0.
Voor $-2$ en $7$ vinden we op een gelijkaardige manier de eigenruimten, en bekomen we:
\[E_{-2} = \{(-\lambda \cdot v_1+2 \cdot \lambda \cdot v_2+\lambda \cdot v_3)|\lambda\in\mathbb{R}\}\]
\[=vct\{-v_1+2 \cdot v_2+v_3\}\]
\[E_{7} = \{(4\cdot\lambda \cdot v_1+\lambda \cdot v_2+2 \cdot \lambda \cdot v_3)|\lambda\in\mathbb{R}\}\]
\[=vct\{4 \cdot v_1+v_2+ 2 \cdot v_3\}\]
\subsubsection*{c}
Aangezien we een enkelvoudig spectrum hebben door de drie verschillende eigenwaarden kunnen we een basis kiezen van de gevonden eigenvectoren. Stellen we hiermee een basisveranderingsmatrix op met de vectoren als kolommen, dan krijgen we een diagonaalmatrix voor de afbeelding met de eigenwaarden op de diagonaal, in de volgorde waarin de eigenvectoren als kolommen gebruikt zijn.
\subsubsection*{d}
De matrix van de afbeelding wordt dus (we nemen hier de volgorde 0,-2 en 7 voor de eigenwaarden):
\[
T^\beta_\beta = \left(
\begin{array}{c c c}
0 & 0 & 0 \\
0 & -2 & 0 \\
0 & 0 & 7 \\
\end{array}
\right)
\]
\subsubsection*{e}
Voor de matrix van basisverandering gebruiken we dus de gevonden eigenruimten in volgorde van de eigenwaarden hierboven. We bekomen dus:
\[
Id^\alpha_\beta = \left(
\begin{array}{c c c}
-1 & -1 & 4 \\
-2 & 2 & 1 \\
3 & 1 & 2 \\
\end{array}
\right)
\]
\subsection{Oefening 11}
We beschouwen allereerst het voorschrift als co\"ordinaten volgens de standaardbasis.
\[
\begin{pmatrix}
a & b\\
c & d
\end{pmatrix}
\rightarrow
\begin{pmatrix}
a \\ b \\ c \\ d
\end{pmatrix}
\text{ en }
\begin{pmatrix}
a+b+d & a+b+c\\
b+c+d & a+c+d
\end{pmatrix}
\rightarrow
\begin{pmatrix}
a+b+d \\ a+b+c \\ b+c+d \\ a+c+d
\end{pmatrix}
\]
$T$ volgens de standaardbasis ziet er als volgt uit.
\[
T_\epsilon =
\begin{pmatrix}
1 & 1 & 0 & 1\\
1 & 1 & 1 & 0\\
0 & 1 & 1 & 1\\
1 & 0 & 1 & 1
\end{pmatrix}
\]
De karakteristieke veelterm van $T$ is dus de volgende.
\[
\begin{vmatrix}
1-\lambda & 1 & 0 & 1\\
1 & 1-\lambda & 1 & 0\\
0 & 1 & 1-\lambda & 1\\
1 & 0 & 1 & 1-\lambda
\end{vmatrix}
= 0
\]
%TODO
\subsection{Oefening 15}
We bepalen eerst de eigenwaarden en bijhorende eigenruimten van $A$.
\[
\begin{pmatrix}
-1 & -2 & -2\\
1 & 2 & 1\\
-1 & -1 & 0
\end{pmatrix}
\]
We vinden $\lambda_1 = 1$ met multipliciteit $2$ en $\lambda_2 = -1$.
\[
E_1 =
\left\{
\lambda
\begin{pmatrix}
2\\-1\\1
\end{pmatrix}
\ |\ \lambda \in \mathbb{R}
\right\}
\]
\[
E_{-1} =
\left\{
\begin{pmatrix}
-\lambda-\mu\\\lambda\\\mu
\end{pmatrix}
\ |\ \lambda\mu \in \mathbb{R}
\right\}
\]
De eigenruimten van $A^25$ zijn dezelfden. De eigenwaarden van $A^25$ zijn $1^25=1$ en $-1^25 = -1$.
\subsection{Oefening 16}
Met een rekenmachine vinden we dat het antwoord de volgende matrix is.
\[
A^{10}=
\begin{pmatrix}
1 & 0\\
-1023 & 1024\\
\end{pmatrix}
\]
Op het examen mag je echter geen rekenmachine gebruiken.
Het domweg manueel doen is natuurlijk niet wat je moet doen.
Stel dat $A$ diagonaliseerbaar is. Dan geldt dat er een inverteerbare $P$ bestaat zodat $B$ een diagonaalmatrix is en het volgende geldt.
\[
P^{-1}AP = B \Rightarrow A = PBP^{-1}
\]
$P$ is hier een matrix waarin een eigenbasis van $A$ in de kolommen staat. $B$ is de diagonaalmatrix waarbij de eigenwaarden van $A$ op de diagonaal staan.
We zoeken de tiende macht van $A$.
\[
A^{10} = (PBP^{-1})^{10} = PBP^{-1}PBP^{-1}...PBP^{-1} = PB\mathbb{I}_2B\mathbb{I}_2...\mathbb{I}_2BP^{-1} = PB^{10}P^{-1}
\]
Dit zou het wel heel makkelijk maken want een macht van een diagonaalmatrix is makkelijker te berekenen dan een macht van een willekeurige matrix \footnote{Zie de formule p 176 bovenaan.}.
We zoeken eerst de eigenwaarden van $A$.
\[
\phi_A =
\begin{vmatrix}
1-\lambda & 0\\
-1 & 2-\lambda
\end{vmatrix}
= 0
\Rightarrow (1-\lambda)(2-\lambda)=0
\]
De eigenwaarden van $A$ zijn dus $\{1,2\}$. Mits het spectrum van $A$ enkelvoudig is is $A$ diagonaliseerbaar.
We zoeken nu de eigenruimten van $A$.\\
\emph{$E_1$}\\
\[
\begin{pmatrix}
0 & 0\\
-1 & 1
\end{pmatrix}
\rightarrow
\begin{pmatrix}
1 & -1\\
0 & 0
\end{pmatrix}
\]
\[
\Rightarrow
E_1 =
\left\{
\lambda
\begin{pmatrix}
1\\1
\end{pmatrix}
| \lambda \in \mathbb{R}
\right\}
\]
\emph{$E_2$}\\
\[
\begin{pmatrix}
-1 & 0\\
-1 & 0
\end{pmatrix}
\rightarrow
\begin{pmatrix}
1 & 0\\
0 & 0
\end{pmatrix}
\]
\[
\Rightarrow
E_2 =
\left\{
\lambda
\begin{pmatrix}
0\\1
\end{pmatrix}
| \lambda \in \mathbb{R}
\right\}
\]
We bekomen nu $P$ en $B$.
\[
P =
\begin{pmatrix}
1 & 0\\
1 & 1
\end{pmatrix}
\text{ en }
B =
\begin{pmatrix}
1 & 0\\
0 & 2
\end{pmatrix}
\]
Om $P^{-1}$ te berekenen rijreduceren we de volgende matrix.
\[
\begin{pmatrix}
1 & 0 & 1 & 0\\
1 & 1 & 0 & 1
\end{pmatrix}
\rightarrow
\begin{pmatrix}
1 & 0 & 1 & 0\\
0 & 1 & -1 & 1
\end{pmatrix}
\text{ dus }
P^{-1} =
\begin{pmatrix}
1 & 0\\
-1 & 1
\end{pmatrix}
\]
Nu kunnen we eenvoudig $A^{10}$ berekenen.
\[
A^{10}=
P
\cdot
\begin{pmatrix}
1 & 0\\
0 & 2
\end{pmatrix}^{10}
\cdot
P^{-1}
=
P
\cdot
\begin{pmatrix}
1^{10} & 0\\
0 & 2^{10}
\end{pmatrix}
\cdot
P^{-1}
=
\begin{pmatrix}
1 & 0\\
1 & 1
\end{pmatrix}
\cdot
\begin{pmatrix}
1 & 0\\
0 & 1024
\end{pmatrix}
\cdot
\begin{pmatrix}
1 & 0\\
-1 & 1
\end{pmatrix}
\]
Als we dit uitrekenen zien we dat de rekenmachine gelijk had.
\[
A^{10}=
\begin{pmatrix}
1 & 0\\
-1023 & 1024\\
\end{pmatrix}
\]
\subsection{Oefening 17}
\label{oef:5.17}
Te Bewijzen:
Als $P = NP$ en $P$ is diagonaliseerbaar, dan heeft $N$ een eigenruimte die minstens rang($P$)-dimensionaal is.
\begin{proof}
We weten dat P diagonaliseerbaar is. Hieruit kunnen we stellen dat $\text{Spec}(P)$ gelijk is aan $\{\lambda_1, \lambda_2,\cdots,\lambda_n\}$ met bijhorende verzameling eigenvectoren $\{v_1, v_2,\cdots,v_n\}$.\\
We kunnen voor elk van deze eigenwaarden stellen:
\[P \cdot v_i = \lambda_i \cdot v_i\]
en daaruit
\[N \cdot P \cdot v_i = N \cdot \lambda_i \cdot v_i\]
Aangezien geldt $P=NP$ kunnen we dit gelijkstellen tot:
\[\lambda_i \cdot v_i = N \cdot \lambda_i \cdot v_i\]
\[\Rightarrow \lambda_i \cdot (N \cdot v_i - v_i) = 0\]
Nu geldt voor elke eigenwaarde $\lambda_i$ die niet nul is dat $(N \cdot v_i - v_i)$ dus gelijk moet zijn aan nul. Dit valt te herschrijven naar:
\[N \cdot v_i = v_i\]
Hieruit besluiten we dat voor elke eigenvector $v_i$ van $P$ met eigenwaarde $\lambda_i$ niet gelijk aan nul dat dit ook een eigenvector van $N$ is met eigenwaarde 1.
We zien in dat $N$ minstens evenveel eigenvectoren heeft als $P$ eigenwaarden heeft die niet nul zijn. Dit aantal is immers de rang van $P$. \\
De eigenruimte van $N$ is dus minstens rang($P$)-dimensionaal.
\end{proof}
\subsection{Oefening 18}
\subsubsection*{a)}
We weten dat de dimensies van $E_{\lambda_i}$ alledrie $1$ zijn.
We kiezen $v_1$ als basis van $E_{\lambda_1}$ zo ook $v_2$ en $v_3$ respectievelijk als basissen van $E_{\lambda_2}$ en $E_{\lambda_3}$.
Vervolgens kiezen we $\{v_1,v_2\}$ en $v_3$ respectievelijk als basissen van $E_{\mu_1}$ en $E_{\mu_2}$.
Beschouw nu $v_1$ als volgt.
\[
A\cdot B\cdot v_1 = A\cdot\mu_1v_1 = \mu_1Av_1= \mu_1\lambda_1v_1
\]
Dit houdt in dat $\mu_1\lambda_1$ een eigenwaarde is van $A\cdot B$ met eigenvector $v_1$ en eigenruimte $E_{\mu_1\lambda_1} = vct(\{v_1\})$. Op dezelfde manier vinden we dat $\mu_1 \cdot lambda_2$ en $\mu_2 \cdot lambda_3$ eigenwaarden zijn van $A\cdot B$, met respectievelijk eigenvector $v2$, $v3$ en eigenruimten $E_{\mu_1 \cdot \lambda_2} = vct(\{v_2\})$ en $E_{\mu_2 \cdot \lambda_3} = vct(\{v_3\})$
\subsubsection*{b)}
\[
B\cdot A\cdot v1
= B\cdot \lambda_1\cdot v1
= \lambda_1\cdot B\cdot v1
= \lambda_1\cdot \mu_1\cdot v1
= \mu_1\cdot \lambda_1\cdot v1
= \mu_1\cdot A\cdot v1
= A\cdot \mu_1\cdot v1
= A\cdot B\cdot v1
\]
\[
B\cdot A = A\cdot B
\]
\section{Opdrachten}
%\subsection{Opdracht 5.10 p 185}
%\label{5.10}
%TODO
\subsection{Opdracht 5.34 p 206}
\label{5.34}
Zij $\lambda$ een complexe niet-re\"ele eigenwaarde van een re\"ele vierkante matrix $A$.
\[
\exists x,y \in \mathbb{R}: \lambda = x +yi
\]
\subsubsection*{Te Bewijzen}
$\lambda$ heeft geen re\"ele eigenvectoren.
\subsubsection*{Bewijs}
\begin{proof}
Bewijs uit het ongerijmde.\\
We gaan ervan uit dat $v$ een re\"ele eigenvector is van $A$ met $\lambda$ als eigenwaarde.
\[
A\cdot v = \lambda v
\]
\[
A\cdot v = (x+yi) v= xv + yiv
\]
\[
A\cdot v - xv = yiv
\]
In bovenstaande gelijkheid is het linkerlid zeker re\"eel en het rechterlid zeker complex.
De gelijkheid geldt dus niet.
\end{proof}
\subsection{Opdracht 5.42 p 211}
\label{5.42}
Zij $L_n$ een Leslie-matrix.
\[
L_n =
\begin{pmatrix}
f_1 & f_2 & \cdots & \cdots & f_2\\
o_1 & 0 & \cdots & \cdots & 0\\
0 & o_2 & \cdots & \cdots & 0\\
\vdots & \vdots & \ddots & & \vdots\\
\vdots & \vdots & & & \vdots\\
0 & 0 & \cdots & o_{n-1} & 0
\end{pmatrix}
\]
\subsubsection*{Te Bewijzen}
\[
\phi_{L_{n}} =X^{n} -\sum_{i=1}^n \left(\prod_{j=1}^{i-1} o_{j} \right)f_1X^{n-i}
\]
\subsubsection*{Bewijs}
\begin{proof}
\[
\begin{vmatrix}
f_1-\lambda\mathbb{I}_n & f_2 & \cdots & \cdots & f_2\\
o_1 & 0-\lambda\mathbb{I}_n & \cdots & \cdots & 0\\
0 & o_2 & \cdots & \cdots & 0\\
\vdots & \vdots & \ddots & & \vdots\\
\vdots & \vdots & & & \vdots\\
0 & 0 & \cdots & o_{n-1} & \lambda\mathbb{I}_n
\end{vmatrix}
= 0
\]
We bekomen de gezochte veelterm door simpelweg de bovenstaande determinant recursief naar de onderste rij te ontwikkelen.
\end{proof}
\end{document}